2013: VIJF INTUITIES

Opiniestuk op mijn blog op De WereldMorgen

Wat brengt 2013 ons? De pers heeft al heel wat grote dossiers besproken: de begrotingsuitdaging van de federale regering, de eurocrisis, de ontwikkelingen in het Midden-Oosten etc. Het opzet van deze tekst is verschillend. Ik heb het niet zozeer over gebeurtenissen, maar over trends, en dit in vijf dossiers. In december evalueer ik mijn “intuïties” en zal blijken waar ik juist of verkeerd zat.

 

Over elk van de vijf items valt een mooi essay of zelfs een boek te schrijven. Kwestie van het laagdrempelig te houden, heb ik me beperkt tot korte teksten zonder franjes.

 

1.      Het wij-zijdenken blijft in 2013 dominant

Ook in 2013 blijft het wij-zijdenken dominant. Wij, de Vlamingen, versus zij, de “allochtonen” (wat dan bijna altijd moslims zijn). Net alsof die twee groepen as such bestaan, definieerbaar en homogeen zijn. Ook al is het woord “allochtoon” uit de media aan het verdwijnen, de culturele framing van tal van dossiers zit er diep in. Of het nu gaat om de arbeidsmarkt (“dat ze Nederlands leren”), dierenwelzijn (“Vlamingen slachten hun dieren niet ritueel”) of samenleven (“Vlamingen roepen op straat toch zo niet naar vrouwen!”). Ze zijn anders, punt uit, heet het. De dag dat die verschillen moeilijker te expliciteren zijn, zal er wel een nieuw dossier gevonden worden om “de breuklijn” te markeren. Als in Sydney een imam zegt dat “zalig kerstfeest” wensen een zonde is, haalt dat alle media, ook al wordt zijn uitspraak door de rest van de moslimgemeenschap niet gevolgd. In 2013 zullen we dus ook een stroom nieuws krijgen over imams her en der in de wereld die iets zeggen of doen dat ons verbaast en het gevoel van vele Vlamingen bevestigt “dat al die allochtonen/moslims toch anders zijn.” Net alsof veel Vlamingen zichzelf maar kunnen definiëren door anderen te definiëren, door een verschil te maken tussen wij en zij. Wij zijn wij omdat er anderen zijn die anders zijn. Wat ons van de taaie klus ontslaat om na te denken over wie wij dan eigenlijk zijn (en wat ons persoonlijk en maatschappelijk project is). In zekere zin is het wij-zijverhaal dus ook een vluchtweg uit de realiteit op de kap van anderen, een vluchtweg die nooit tot een structurele oplossing leidt en steeds opnieuw bevestigd moet worden door nieuwe “feiten” in de media.

Dat het wij-zijverhaal zo stevig blijft, heeft ook te maken met het feit dat het ook in linkse en progressieve kringen bijval krijgt. Bovendien is er in die kringen geen gemeenschappelijke en assertieve strategie met een eigen duidelijk en coherent alternatief verhaal, een “counter narrative”. Het Verhofstadt-verhaal over de wereldburgers die wars zijn van 19de eeuws nationalisme slaat maar in beperkte kring aan. De verhalen over interculturaliteit en superdiversiteit ter linker zijde zijn stevig onderbouwd, maar nog onvoldoende gekend en hebben te weinig medestanders in politieke kringen om te kunnen opboksen tegen het wij-zijverhaal.

Het beleid van de Vlaamse regering consolideert in 2013 het wij-zijdenken. Nieuwe cijfers over discriminatie van “allochtonen” op de arbeidsmarkt leiden bv. niet tot een harde aanpak van uitzendbureaus. Minister Muyters zal nog eens herhalen dat “dit een verantwoordelijkheid is van ons allen”, waarmee hij impliciet het gedrag van die uitzendbureaus vergoelijkt. Met de zegen van de coalitiepartners.

Te pessimistisch? Mis ik tekenen van hoop? Tell me.

 

2.      2013: een quantumsprong inzake gender

 We hadden in 2012 al stevige debatten over genderissues. Denk maar aan de uitspraken van baron Buysse over de aanwezigheid van vrouwen in raden van bestuur van ondernemingen, de zaak Pol Van den Driessche, de documentaire van Sofie Peeters over sexisme of de weigering van zakenvrouw Danielle Krekels om nog naar VOKA-evenementen te gaan zolang niet één op de drie sprekers een vrouw is.

Ik denk dat genderissues in 2013 nog veel meer in de media aan bod zullen komen, dat er een heuse quantumsprong zal zijn.

Het debat over quota in bestuursraden houdt natuurlijk aan, met de argumenten die we al vele jaren horen. De tegenstanders van quota krijgen het steeds moeilijker, want hun softe aanpak heeft nauwelijks effect. 

Er verschijnen lijsten in de media over de aanwezigheden van vrouwen in rechtbanken, raden van bestuur van overheidsbedrijven, universiteiten etc. Wie er zwak uitkomt, wordt ter verantwoording geroepen.

De tv-zenders, op de eerste plaats de VRT, moeten zich in 2013 meer en meer verantwoorden over het lage aantal vrouwen in hun programma’s.

De universiteiten kunnen onder druk komen te staan. Terwijl het lichtpunten van vooruitgang en maatschappelijke ontwikkeling zouden moeten zijn, zijn het bij uitstek bastions waar mannen de touwtjes in de hand houden.

Een belangrijke vraag sijpelt vanuit beperkte kring stilaan door naar de grote media: wordt het geen tijd om mannen bij het feminisme te betrekken? En hoe dan?

14 februari 2013, de eerste mondiale protestdag tegen geweld op vrouwen, wordt een gigantisch succes.

In 2012 waren er in economische debatten naast de inbreng van patronale organisaties heel wat opmerkelijke initiatieven van individuele bedrijfsleiders, bv. de uitspraak van Luc Bertrand over het marxistisch karakter van de federale regering. In 2013 duiken een aantal vrouwen met opmerkelijke uitspraken of acties in de media op waarbij ze niet namens een organisatie, maar enkel namens zichzelf spreken.

Er is een groot verschil met de jaren ’70 en ‘80. Toen was er een heel scherp en “leesbaar” conflict over het al of niet invoeren van een wettelijke regeling betreffende abortus. Met duidelijke voorstanders (de vrouwenbeweging en bekende politici zoals Lucienne Herman-Michielsens) en taaie tegenstanders (de CVP, de kerk etc.). Vandaag is er niet zo’n groot en duidelijk conflict. Neem nu de discriminatie van vrouwen op de werkvloer of geweld tegen vrouwen: niemand is er voorstander van. Wie moet er dan bekampt worden? Wie verhindert dat we vooruitgang boeken in die domeinen? Dat is vaak niet duidelijk. Bovendien geraak je in veel dossiers niet (veel) verder met wetgeving (bv. wat betreft verbaal geweld tegen vrouwen in de publieke ruimte). Er is dus vandaag geen groot dossier met twee duidelijke kampen, maar vele tientallen dossiers, waarbij er nogal eens incongruentie is tussen de woorden (“natuurlijk strijden we tegen discriminatie op de werkvloer!”) en de naakte feiten (de weinig zichtbare, maar zeer effectieve discriminatie op de werkvloer).

Eén groep haalt ook in 2013 nauwelijks de media, terwijl ze het meer dan wie ook verdient: alleenstaande vrouwen in armoede. 

 

3.      In 2013 krijgt  “fact checking” een boost 

“Fact checking”, in de zin van het controleren op juistheid & accuraatheid van feiten in de media, krijgt in 2013 een boost. In klassieke media duiken meer en meer vaste rubrieken “fact checking” op. Sommige journalisten specialiseren er zich in en netwerken intens in wetenschappelijke middens om sneller en beter feiten en verzinsels te onderscheiden. Daarnaast duiken ook nieuwe fact checkers op, in de voetsporen van “De Rapporteurs”. Dat is een informele groep die de uitvoering van het federale regeerakkoord opvolgt en er enkele keren per jaar een rapport over publiceert. Het gaat om onbekende mensen[1] die niet gelinkt zijn aan een bestaande maatschappelijke organisatie. Ze halen hun legitimiteit uit de kwaliteit van hun rapporten. De klassieke media besteden er veel aandacht aan. In 2013 duiken er nog zo’n initiatieven op.

Organisaties als “Fact Check” in de Verenigde Staten en “Full Fact” in het Verenigd Koninkrijk doen sommige van onze journalisten en burgers likkebaarden, maar waar vind je er de centen voor?

Nieuwe technologieën maken fact checking natuurlijk een stuk gemakkelijker. Journalisten & burgers kunnen bv. snel lijstjes maken van bepaalde uitspraken of beloftes van politici en die aftoetsen aan de werkelijkheid. Ze kunnen veel gemakkelijker dan vroeger checken of een politicus of partij hetzelfde zegt op een internationaal congres in Rome als hier in eigen land.

De fact checkers nemen in 2013 ook al eens een studie van een consultant onder ogen. Besteld door een minister, burgemeester of administratie. Waarbij blijkt dat die wel eens “besluiten besteld” hebben. Daar worden dan grote argumentaties met veel geleerde woorden en mooie grafieken rond gesponnen. Een taboe sneuvelt. Studiebureaus blijken niet altijd ernstig werk te leven. Of het nu gaat om studies over mobiliteit, huisvesting, ICT of energieStRaten-generaal herinnert eraan dat ze al jaren studie na studie over de Antwerpse mobiliteit uitpluizen en er telkens weer fouten uithalen. Studiebureaus reageren verontwaardigd en wijzen op de grote expertise van hun personeel en hun interne kwaliteitscriteria. Maar af en toe duikt in 2013 in de media een studie op die door fact checkers onderuit gehaald wordt. In de pers wordt de vergelijking gemaakt met de hoogdagen in de bankwereld: ook een hele boel slimme mensen met veel legitimiteit en een sterke omerta die oneerbare praktijken hielp onzichtbaar maken. Zijn die studies trouwens niet te duur? De kwaliteit van studies die de overheid bestelt, wordt stapje voor stapje voorwerp van politiek debat. Hoe verhogen we de kwaliteit van het vele studiewerk dat door overheden besteld wordt? Een pertinente vraag waar in de media moeizaam antwoord op gezocht wordt.

 

4. 2013 : Steden als strijdperken omtrent mobiliteit 

Dit dossier staat al een hele tijd op de maatschappelijke en politieke agenda. Ik denk dat we in 2013 een verruiming en verharding van het debat gaan meemaken. Verruiming: het dossier komt in meer steden hoog op de agenda, ook in kleinere provinciesteden. Meer mensen en maatschappelijke actoren mengen zich in het debat. Waarom? De feiten zijn wat ze zijn. Het aantal auto’s en het vrachtverkeer blijft stijgen. De bevolking blijft aangroeien. Meer en meer mensen komen gewoon tot stilstand in het verkeer. Er is de problematiek van de luchtvervuiling en het lawaai etc. De feiten duwen dit dossier dus op de politieke agenda. Bovendien is er een groeiende groep twintigers en dertigers die een heel ander beeld heeft over de auto. Voor hen is dat geen statussymbool. Daarvoor zijn er andere dingen in hun leefwereld (de sociale media, de iPad etc.). Je gebruikt een auto als je hem nodig hebt, puur functioneel. “Als er Cambio zou zijn in mijn stad, had ik mijn auto al lang verkocht”, zei me onlangs een dertiger. Want zo zou hij veel geld besparen, en niet inboeten op mobiliteit. Deze groep mensen zal niet aarzelen om maatregelen om steden autoluw te maken te steunen, waarbij ze in conflict zullen komen met mensen en groepen waarvoor de auto wel nog een heus statussymbool is. Die zouden het een heel pijnlijke degradatie vinden als hun mogelijkheden om zich met de auto te verplaatsen zouden beperkt worden en als ze de trein, tram of bus zouden moeten nemen. Dat soort culturele patronen maakt veranderingsprocessen uiteraard heel taai.

Ik denk dat het debat omtrent mobiliteit ook zal verharden. Niet alleen omdat meer mensen gewoon stil staan in het verkeer of opnieuw op het werk of de school te laat zijn. Maar ook omdat sommige politici die resoluut kiezen voor “de automobilist” electoraal belang hebben bij de verharding van het debat. Bovendien raakt dit debat zoals ik al zei ook diepverankerde culturele patronen.

Ik denk dat er in 2013 een “coalition of the willing” kan ontstaan, een heterogeen samengestelde groep die het opneemt voor de stad, waarbij mobiliteit een van de strijdperken wordt. In die prostedelijke coalitie vind je niet alleen mobiliteitsexperts, maar ook planologen, fietsliefhebbers, bewoners, politici van verschillende partijen en erfgoedliefhebbers. Die mensen en groepen positioneren zich assertief in het strijdperk van de mobiliteit. Burgemeesters en schepenen die hun sjerp te danken hebben aan een antistedelijk en auto-aaiende campagne komen in die strijdperken in een heel oncomfortabele positie.

 

5. 2013: NIEUWE GOLVEN VAN COÖPERATIE

De laatste jaren doken nieuwe vormen van samenwerking op: mensen gaan samen groenten kweken, delen auto’s om zich te verplaatsen, kopen samen energie aan en “sharen” documenten in de “cloud”. Dat neemt in 2013 alleen maar toe. Niet alleen omdat nieuwe technologieën het mogelijk maken, maar ook omdat een nieuwe generatie twintigers en dertigers anders kijkt naar eigendom & identiteit. Ze hoeven geen eigenaar zijn van een Audi A6 om gelukkig te zijn. Als ze zich maar snel en goedkoop kunnen verplaatsen. Goederen en diensten delen doe je niet omdat je arm bent en tast helemaal je status niet aan, soms zelfs integendeel (“Kijk ik eens hoeveel documenten/ video’s/presentaties.. ik op die site gedeeld heb!”). Bovendien zijn sommige mensen en groepen het beu om te wachten op initiatieven van de overheid. Ze nemen zelf het heft in handen, gaan groene stroom produceren of gezond voedsel kweken.

Betekent dit dat er minder concurrentie is? Dat het neoliberalisme op zijn retour is en Ayn Rand over & out is? Neen. Dat niet. Het coöperatieve wint in 2013 aan kracht, verdringt hier en daar een concurrentieel aspect, maar het neoliberalisme blijft zeker in de economie de dominante stroming, al wordt in 2013 de negatieve output op economisch, sociaal en ecologisch vlak alsmaar duidelijker. In andere sferen waar de neoliberale marktlogica is doorgedrongen (onderwijs, gezondheidszorg, welzijn, overheid..), steken er stilaan wel tegenbewegingen op. De slinger gaat daar – traag- naar de andere kant. Sommige leidinggevende personen in die sector noemen zich niet meer manager, maar directeur. Ze zeggen onomwonden dat je een school/ziekenhuis/overheidsadministratie niet als een privébedrijf runt. Dat er, naast gelijkenissen, wezenlijke verschillen zijn tussen hun dienst en een privébedrijf. De paradigmaverschuiving- minder concurrentie en meer coöperatie - is begonnen en die gaat uiteraard gepaard met veel spanningen en strijd. 

Dat de 21ste eeuw de eeuw van de stad is, weten we al een tijd. Niet alleen woont sinds kort meer dan de helft van de wereldbevolking in steden, maar het is vooral daar dat er zich nieuwe, interessante dynamieken ontwikkelen. Of het nu over klimaatbeleid, wonen of mobiliteit gaat. Steden zijn tegelijkertijd oorden van harde concurrentie en vernieuwende coöperatie. Waarbij die tweede trend in 2013 dus zichtbaarder wordt en aan legitimiteit wint. De stad als groot coöperatief laboratorium.

Gaat die nieuwe coöperatieve stroming zich ook uitkristalliseren in het herontdekken van de coöperatieve vennootschap? Dat is al eigenlijk al bezig, zowat overal ter wereld, maar bij ons hebben de gebeurtenissen bij ARCO een schaduw over de coöperatieven geworpen. Ik denk dat in 2013 de coöperatieve stroming een (kleine) boost krijgt. In de energiesector beginnen mensen zich te realiseren dat projecten om samen elektriciteit of gas aan te kopen wel financieel interessant kunnen zijn, maar dat die nieuwe leverancier soms het filiaal van een multinational blijkt te zijn die enkel bekommerd is om winst en bovendien ook nog heel vervuilende elektriciteitscentrales uitbaat. De bestaande energiecoöperaties blijven in 2013 groeien. Nieuwe coöperaties oprichten is een werk van lange adem, maar hier en daar gaan mensen ervoor. 2012 was het internationaal jaar van de coöperaties. Misschien wordt dit decennium het internationaal decennium van de coöperaties.

 



[1] De namen van de twintig medewerkers staan wel op hun website.